Oefening in eschatologie 3 en 4
Terugblik
We gaan met vrij grote stappen door het boek Daniël. Het is wel goed om wat langer stil te staan bij deze bron van de Bijbelse eschatologie. We bestudeerden de vorige keer Daniël 2 en 7. De belangrijkste uitspraken over de toekomst waren die over de komst van Gods Koninkrijk over heel de aarde en de inzet van de Mensenzoon. Het Nieuwe Testament blijkt daar – met de komst van de Heere Jezus – vrij naadloos bij aan te sluiten. Jezus Christus is de Mensenzoon. Hij verkondigt de nabijheid van het Koninkrijk van God. Zoals zo vaak – bij de eschatologie – zijn sommige vragen beantwoord, maar ontstaan er ook weer nieuwe vragen. Daniël 7 liet al geluiden horen die aan de eindtijd doen denken. Een koning uit het vierde rijk zal God en Zijn volk Israel aanvallen door – te proberen – de tijden en de wetten te veranderen. Daniël 7:25 Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken, de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten. Hij zal erop uit zijn bepaalde tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in zijn hand worden overgegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd. Daniël – die ook in zijn persoonlijk leven de haat tegen de God van Israel en het Joodse volk heeft ondervonden – hoort van God dat juist tegen het eind van de tijd de vijandelijkheden niet van de lucht zullen zijn. Het is ook het eind van de tijd omdat blijkt dat God op een gegeven moment definitief ingrijpt en de vijandelijkheden voor eens en altijd beëindigen zal. Een term die, zo later zal blijken een rood lampje laat branden – juist in verband met de eindtijd die dan gaande is – is de term een tijd, tijden en een halve tijd. Niet alleen in het boek Daniël maar ook in het Nieuwe Testament komen we variaties tegen van deze ingekorte tijdsduur, die neerkomt op ongeveer 3.5 jaar. Ook treffen we de speciale tijdsduur aan in het boek Openbaring 11:2b En zij zullen de heilige stad vertrappen, tweeënveertig maanden lang. We hebben het daar feitelijk nog niet over gehad. Dat wordt goed gemaakt in de komende hoofdstukken, waarbij de vijandelijkheden tegen God en Israel in de eindtijd verder uitgewerkt zullen worden.
Vooruitblik
Bij oefening 3 nemen we Daniël 8 onder de loep. In verband met de vijandelijkheden van de eindtijd komen we in Daniël 8 voor het eerst een term tegen die kenmerkend is voor wat ons in de eindtijd te wachten staat: de verwoestende gruwel. Ook in Daniël 8 valt de bijzondere tijdsaanduiding van 3.5 jaar naast andere begeleidende verschijnselen van de eindtijd. We proberen goed in het vizier te krijgen wat de aanleiding is en wat er feitelijk gebeurt. Laten we de hoofdstukken uit het boek Daniël maar eens lezen en kijken hoe het verder gaat. Een aantal antwoorden vormen opnieuw een beginletter van de code die nodig is om naar het verhaal te gaan.
De derde oefening
De derde oefening in eschatologie beperkt zich tot Daniël 8. Daniël ontvangt een visioen waarbij een ram en een geitenbok met elkaar vechten. Uiteindelijk wint de geitenbok. Het goede nieuws voor ons is dat de uitleg erbij staat.
Daniël 8
1 In het derde jaar van de regering van koning Belsazar verscheen mij een visioen, te weten aan mij, Daniël, na het visioen dat mij eerst verschenen was.
2 Ik zag in dat visioen – het gebeurde namelijk toen ik het zag, dat ik in de burcht Susan was, die zich in het gewest Elam bevindt – ik zag nu in dat visioen dat ik bij het Ulaikanaal was.
3 Ik sloeg mijn ogen op, en ik zag, en zie, er stond een ram voor het kanaal. Hij had twee hoorns. Die twee hoorns waren hoog, maar de ene was hoger dan de andere, en de hoogste kwam het laatst tevoorschijn.
4 Ik zag dat de ram met de hoorns naar het westen stootte, naar het noorden en naar het zuiden. Geen enkel dier kon tegen hem standhouden, en er was niemand die uit zijn macht kon redden. Hij deed naar eigen goeddunken en maakte zich groot.
5 Ík bleef opletten – en zie, er kwam een geitenbok aan, vanuit het westen, over heel het aardoppervlak, zonder de aarde aan te raken. De bok had tussen zijn ogen een opvallende hoorn.
6 Hij kwam tot bij de ram met de twee hoorns, die ik had zien staan voor het kanaal, en schoot met zijn grimmige kracht op hem af.
7 Ik zag hoe hij, vlak bij de ram gekomen, zich tegen hem verbitterde, de ram een stoot gaf en zijn beide hoorns brak. In de ram was geen kracht om tegen hem stand te houden. De bok wierp hem tegen de grond en vertrapte hem, en er was niemand die de ram uit zijn macht kon redden.
8 De geitenbok maakte zich uitermate groot. Maar toen hij machtig geworden was, brak de grote hoorn af en in plaats daarvan kwamen er vier opvallende op, overeenkomstig de vier windstreken van de hemel.
9 Uit één ervan kwam een kleine hoorn tevoorschijn, die uitzonderlijk groot werd, naar het zuiden toe, naar het oosten toe en naar het Sieraadland toe.
10 Hij werd groot, tot aan het leger van de hemel. Van dat leger, namelijk van de sterren, liet hij er sommige ter aarde vallen en vertrapte ze.
11 Hij maakte zich groot tot aan de Vorst van dat leger. Het steeds terugkerende offer werd aan Deze ontnomen en Zijn heilige woning neergeworpen.
12 En het leger werd overgegeven vanwege de afvalligheid tegen het steeds terugkerende offer, en hij wierp de waarheid ter aarde. Hij deed het en het gelukte.
13 Toen hoorde ik een heilige spreken, en een heilige zei tegen de Ongenoemde Die sprak: Hoelang zal het visioen van het steeds terugkerende offer en de verwoestende afvalligheid gelden, en hoelang zal zowel het heiligdom als het leger overgegeven worden om vertrapt te worden?
14 Hij zei tegen mij: Tot tweeduizend driehonderd avonden en morgens. Dan zal het heiligdom in rechten hersteld worden.
15 Het gebeurde, toen ik het visioen zag – ik, Daniël – dat ik het probeerde te begrijpen. En zie, er stond iemand voor mij met het uiterlijk als van een man.
16 En ik hoorde een stem van een Mens tussen de oevers van de Ulai. Hij riep en zei: Gabriël, laat hem daar het visioen begrijpen!
17 Hij kwam naast de plaats staan waar ik stond. Toen hij kwam, werd ik door angst overvallen, en ik wierp me met het gezicht ter aarde. Toen zei hij tegen mij: Begrijp, mensenkind, dat het visioen betrekking heeft op de tijd van het einde.
18 Terwijl hij met mij sprak, viel ik in een diepe slaap, met mijn gezicht op de grond. Toen raakte hij mij aan en liet mij opstaan op de plaats waar ik gestaan had.
19 En hij zei: Zie, ik laat u weten wat er zal gebeuren aan het einde van deze periode van gramschap, want op de vastgestelde tijd zal het einde er zijn.
20 De ram met de twee hoorns die u gezien hebt, dat zijn de koningen van Medië en Perzië.
21 En de harige geitenbok is de koning van Griekenland, en de grote hoorn die tussen zijn ogen zat, dat is de eerste koning.
22 En dat die afbrak en er vier voor in de plaats kwamen: vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, maar zonder de kracht ervan.
23 Aan het einde van hun koningschap, wanneer de afvalligen de maat hebben volgemaakt, zal er een meedogenloze koning opstaan, bedreven in slinkse streken.
24 Zijn kracht zal groot worden, maar niet door eigen kracht. Op wonderlijke wijze zal hij verderf aanrichten, het zal hem gelukken, hij zal het doen. Machtigen zal hij te gronde richten, ook het heilige volk.
25 Door zijn sluwheid zal hij het bedrog onder zijn hand doen slagen. Hij zal zich in zijn hart verheffen. In hun zorgeloze rust zal hij velen te gronde richten. Ja, tegen de Vorst der vorsten zal hij opstaan, maar zonder mensenhand zal hij gebroken worden.
26 Wat betreft het visioen van de avond en de morgen, wat gezegd is, dat is de waarheid. En u, houd het visioen geheim, want er komen nog vele dagen vóór het gebeuren zal.
27 Ik, Daniël, kon niet meer en was enige dagen ziek. Daarna stond ik op en deed ik weer mijn werk voor de koning. Ik was verbijsterd over het visioen, maar niemand merkte het.
De derde vraagstelling.
Lees Daniël 8 en wil antwoord geven op de volgende vragen.
1. Welke twee wereldrijken zijn met elkaar in gevecht? Welk rijk stelt de ram voor en welk
rijk de geitenbok?
2. Uit welk wereldrijk komt de koning voort die een directe aanval uitvoert op de God van
Israel, het sieraadland?
3. Wat betekent de aanwijzing in vers 11 voor de tempel in Jeruzalem en de offerdienst?
4. Welke oorzaak geeft vers 12 aan voor deze aanval op het geloof en de God van Israel?
5. Hoe wordt de verwoestende gruwel in vers 13 genoemd? Heeft u een idee hoe dat komt?
6. Welke aanwijzing wordt gegeven als antwoord op de vraag: ‘Hoe lang gaat de
tempelontwijding duren?’
7. Heeft u een idee hoelang het feitelijk duurt – hoeveel jaar – voordat het heiligdom is
hersteld?
8. In dit visioen komt de koning die vijandig staat tegenover de God en het geloof van Israel
op tijdens het derde, het Griekse Rijk. Volgens het visioen van Daniël 7 zou de vijandelijke
koning aan het eind van het vierde Rijk optreden. Heeft u een verklaring voor deze
merkwaardige wisseling van wereldrijk?
De vierde oefening
De vierde oefening in eschatologie beperkt zich tot Daniël 9. Daniël bidt om de terugkeer naar Jeruzalem en het herstel van land en volk en tempel. De engel Gabriël komt na het gebed van Daniël bij hem om een visioen met hem te delen en tegelijkertijd uit te leggen. Daniël ontvangt een visioen van God. Het is het zogenaamde zeventigwekenvisioen.
Daniël 9:20-27
20 Terwijl ik nog sprak en bad, en belijdenis deed van mijn zonde en van de zonde van mijn volk Israël, en mijn smeekbede uitstortte voor het aangezicht van de HEERE, mijn God, omwille van de heilige berg van mijn God –
21 terwijl ik mijn gebed nog uitsprak, kwam de man Gabriël, die ik in het begin in het visioen gezien had, snel aangevlogen en raakte mij aan, omstreeks de tijd van het avondoffer.
22 Hij begon mij te onderwijzen en sprak met mij. Hij zei: Daniël, nu ben ik eropuit gegaan om u de betekenis te doen begrijpen.
23 Bij het begin van uw smeekbeden is er een woord uitgegaan en nu ben ik zelf gekomen om u dat te vertellen, want u bent zeer gewenst. Begrijp dan dit woord en krijg inzicht in het visioen.
24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven.
25 U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. 26 Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten. Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen waartoe vast besloten is.
27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.
De vierde vraagstelling.
Lees Daniël 9:20-27 en wil antwoord geven op de volgende vragen.
1. Waarom wordt dit Bijbelgedeelte het zeventigweken visioen genoemd?
2. Wat moet er volgens de engel Gabriël allemaal gebeuren in deze zeventig weken?
3. Hebt u een idee van wanneer tot wanneer dit visioen speelt?
4. Wat gebeurt er in de eerste zeven weken?
5. Wat gebeurt er tijdens de volgende tweeënzestig weken?
6. Als de 62 weken gaan over het wonen van het Joodse volk in het land Israel, waarover
gaan die voorafgaande 7 weken dan?
7. In welke week wordt de Messias – volgens dit visioen – uitgeroeid? (Let op instinker.)
8. Wat gebeurt er na de moord op de Messias met de stad en het heiligdom in Jeruzalem?
9. De verwoestende gruwel wordt ditmaal door de vertaler wat weggemoffeld met de
woorden: de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn. In het Hebreeuws staat er
hetzelfde begrip: Verwoestende gruwels. Zegt deze term iets – als u het vergelijkt met de
tijd van de verwoestende afvalligheid in Daniël 8 – over de tijd/het rijk waarin dit gebeurt?
Om welk rijk gaat het nog steeds?
De eerste letter van het rijk is letter van de code. De letter is: